Wij zaten daar en de meester glimlachte. Er was mij verteld dat hij misschien vragen zou beantwoorden als hij daarvoor in de stemming was. 'Als je met een kiezel naar een bel gooit, krijg je een klein geluid. Als je er met een hamer op slaat, bereik je een veel harder geluid. Zo zal je ook belangrijke antwoorden krijgen als je me belangrijke vragen stelt.' Zo begon ik dus.
Leerling: In bijna alle gevechtskunsten bereikten de leerlingen uiteindelijk dezelfde graad van perfectie als hun meester, of overtroffen die zelfs. Hoe komt het, dat zelfs niet één van uw leerlingen zich met u kan vergelijken? Hoe snel sommigen dan ook vorderingen hebben gemaakt, ze kunnen niet tippen aan uw graad van perfectie. Wat is het geheim?
Meester: Je hebt gelijk, er bestaat een geheim. Maar dat is zo eenvoudig datje het niet zal geloven. Het komt hierop neer, dat je gelooft, dat je vertrouwen hebt, anders kom je er nooit. Dit is het geheim: je moet je lichaam en je geest geheel ontspannen. Je moet aanvaarden dat je steeds weer, en gedurende een lange tijd verslagen zal worden; je moet leren bouwen op je verlies, anders zal je nooit slagen. Wat ik nu kan, heb ik geleerd omdat ik mijn trots vergat en in mijn meesters woorden geloofde. Ik ontspande mijn lichaam en bracht mijn geest tot rust zodat alleen ch'i, dat ik zelf beweging kon brengen, overbleef. In het begin kostte mij dat veel nederlagen en blauwe plekken. In feite werd mij bij sommige wedstrijden het vuur zo na aan de schenen gelegd, dat ik mijn bewustzijn verloor. Ik volg mijn de mijn meester door op mijn ch'i 'te letten en er naar te luisteren. Ik overwon de nederlaag en vergat angst, trots en ego. Ik maakte mezelf leeg en gaf me over aan ch'i. Geleidelijk werd mijn techniek beter. Toen en pas toen leerde ik zo snel reageren, dat neutraliseren en een tegenslag toebrengen in één moment versmolten. Mijn leerlingen geloven niet in deze weg of, als zij dat wel doen hebben zij er niet genoeg voor over.
Leerling: Het lijkt allemaal zo makkelijk als u dat zo vertelt. Als je de juiste geesteshouding hebt en je lichaam ontspant ga je vanzelf vooruit zegt u.
Maar hoe staat het met hard werken regelmatig oefenen aanhoudende inspanning?
Meester: Wil je het meesterschap bereiken ben je inderdaad op die dingen aangewezen, je moet hard werken en iedere dag oefenen. Maar we moeten uitkijken dat we Tai-chi niet gelijkstellen aan Shao-lin. Bij het laatste wordt over het algemeen de geest door spierkracht, geweld en zweet verstikt. T'ai-chi echter, vergt van je, dat je onder het werken altijd de beginselen in gedachte houdt. Het is niet genoeg om één of twee uur per dag uit te trekken om te oefenen, de oefening op zich moet juist gedaan worden. Anders is het verspilde tijd. Mijn leraar Yang Cheng- fu werd door zijn vermaarde vader Yang Chienhou onderricht en onderwees zelf op dertigjarige leeftijd een rijke functionaris in de provincie Shantung. Hier was het leven goed en Yang werd lui en vet.
Tijdens dit leven van losbandigheid ging hij terug naar Peking en gaf zich daar aan uitspattingen over. Zijn vader hoorde hiervan en beval hem naar huis terug te keren, waar hij Yang in een kale ruimte opsloot, afgezonderd van alles en iedereen. Gedurende vierjaar bleef hij zo opgesloten; hij kreeg geen bezoek, behalve zijn vader, die dagelijks de solo-oefening en de oefening met verbonden handen en de stoktechnieken met zijn gedegenereerde zoon kwam doen. In deze tijd werd zijn vaardigheid veel groter dan ooit in zijn vorige leven, en toen hij na vierjaar zijn kamer uit kwam, was hij in staat om al die andere leerlingen van zijn vader te verslaan, die hem vroeger altijd de baas waren geweest. Hij was nu een groot bokser en bleef dit altijd, alhoewel hij in zijn latere leven maar weinig oefening nodig had om zijn slagvaardigheid te behouden. Want dit is een gemeenplaats bij T'ai-chi: als je vorderingen maakt, zal je een punt bereiken, waar louter fysieke oefening overbodig wordt. Dan heb je een afgrond overbrugd, meer kan ik daar nu niet over zeggen.
Leerling: Hoe weet je of je echt ontspannen bent, als je de houdingen doet?
Meester: Dit weten is een subjectieve ervaring, de ontspanning daarentegen is objectief. Ik zou zeggen dat de leerling al redelijk goed kan ontspannen, wanneer hij een hele ronde kan doen, zonder dat hij door vreemde gedachtes wordt afgeleid. Maar dit is alleen de eerste stap. De volgende stap is dat je de oefening zo echt doet, dat je aan het einde bijna uitgeput bent. Als je schouders zwaar aanvoelen, weet je dat je de echte ontspanning, 'het zwemmen in lucht', bijna bereikt hebt.
Leerling: Maar zeggen de klassieken niet, dat het lichaam zo licht moet zijn, dat je het gewicht van een veer voelt? Hoe kan je deze lichtheid rijmen met de uitputting die volgt op een oefening met een denkbeeldige tegenstander?
Meester: Dit is niet met elkaar in tegenspraak, alhoewel het paradoxaal klinkt. Je kan natuurlijk vijf minuten lang licht en vlug de houdingen doen en daarna niet moe zijn. Dat zou je niet helpen te ontspannen. Maar als je de houdingen langzaam, nauwkeurig en tegen een denkbeeldige weerstand in doet, word je wel moe, maar in een echt gevecht wordt je lichaam bevrijd van de belemmerende invloed die je geest op je heeft en wordt zo weergaloos licht, gevoelig, handig en snel.
Leerling: Zoals u weet heb ik T'ai-chi van verschillende andere leraren geleerd. Niet omdat ik u minder hoog achtte, maar omdat voor ons beiden de tijd die we tot onze beschikking hadden, beperkt was, en omdat ik over alle soorten T'ai-chi wou schrijven, leek het mij verstandig om zo veel als mogelijk te leren. De meeste methodes gebruiken hulpmiddelen om de juiste ademhaling, de houdingen en de algemene behendigheid te bevorderen. Zijn dit soort oefeningen nuttig?
Meester: Alleen een leraar met weinig bekwaamheid is jaloers op het onderwijs dat een leerling ergens anders heeft genoten. Het is heel juist dat je zelf het nut van andere systemen gaat onderzoeken, want ik weet zeker, dat je je zult realiseren, dat er eigenlijk maar één meester is in deze kunst. De houdingen op zich zijn al zo afgerond, zo afwisselend, zo weldadig, dat aanvullende oefeningen je alleen maar van je vorderingen zullen afleiden.
Leerling: Is Shao-lin een uitmuntende oefening en manier van zelfverdediging?
Meester: Als ik daarvan overtuigd was, zou ik Shao-lin, doen, in plaats van T'ai-chi. De gezondheid wordt door de nadruk die bij de oefening van Shao-lin op bruut geweld en spierkracht wordt gelegd, eerder geschaad dan bevorderd. Omdat Shao-lin aangewezen is op kracht, geweld en techniek kan het ook als vechtsport nooit echt boven anderen uitstijgen. Zonder verwaand te zijn, mag ik wel zeggen, dat ik in mijn jeugdige dagen herhaaldelijk ben uitgedaagd door veel verschillende mannen en mijn vaardigheid heeft mij nooit in de steek gelaten.
Leerling: Kan men iets leren door te observeren?
Meester: Daardoor kan je wel iets leren maar natuurlijk niet alles. Oefening is noodzakelijk. Hierop slaat het verhaal over de buurman van Yang Chien-hou die in het geheim vanuit zijn huis gedurende enkele maanden de oefening van T'ai-chi gadesloeg en toen een van Yang's leerlingen uitdaagde hem aan te vallen. Toen de leerling daarop inging, werd hij door de buurman hardhandig ten val gebracht. Yang zag dit en vroeg de man waar hij die techniek hád geleerd. Zijn buurman antwoordde geamuseerd: 'Van u'. Een nog beter verhaal gaat over Yang Lu-ch'an, misschien de grootste van alle T'ai-chi meesters. Yang ging bij een apotheker in dienst die de beroemde T'ai-chi meester Ch'en Chiang-hsiang had aangenomen om zijn zonen te onderwijzen. Yang observeerde in het geheim de oefening en werd er zo bedreven in dat Ch'en hem als een ten volle ontwikkeld leerling accepteerde.
Leerling: Hoe belangrijk is de oefening van het duwen met de handen?
Meester: Zeer belangrijk. Zonder deze oefening kan je geen vorderingen maken. Maar let op de dingen die ik je nu over deze oefening ga vertellen. Het is beter om het met een kind te doen dan met een technisch bedreven man die kracht gebruikt -waardoor jij natuurlijk ook kracht gaat gebruiken. Als je met een kind 'duwt', beschouw hem dan als een man, als je met een man 'duwt', beschouw hem dan als een kind. Dit klinkt misschien paradoxaal, maar dat is het niet. Aan een kind heb je een ontspannen partner om mee te oefenen, maar terwijl jij van zijn vermogen om te ontspannen profiteert, doe je alsof het een man is, net als jij. Dit is de functie van de oefening. Nu de keerzijde van de medaille. Waarom zou men met een man oefenen en doen alsof hij een kind is? Dit is eenvoudig een verkleiningsproces om van onze angst af te komen. Dit betekent echter niet, dat verwaandheid de plaats van angst in mag nemen. We moeten ons zowel van angst als van trots vrijmaken.
Leerling: Is de oefening van het duwen met de handen niet gevaarlijk omdat je daarbij je tegenstander toestaat je lichaam aan te raken? Zou dat bij een echt gevecht niet de ondergang betekenen?
Meester: Nee. De oefening van het duwen met de handen is slechts een middel, geen doel. Je leert daarbij gevoeligheid en onderscheidingsvermogen. Maar je leert er ook van, afstand op zijn waarde te schatten. In een echt gevecht sta je je vijand niet toe, je aan te raken, maar je beweegt je zo dicht mogelijk in zijn buurt, zodat je hem makkelijk een tegenslag kan toebrengen. Sommige meesters hebben wat wij 'op ontvangen gerichte energie' noemen, waarmee hun lichaam niet alleen de slag van de vijand opvangt, maar hem tegelijkertijd afweert. Sommige nog hogere meesters hebben die vaardigheid onder controle van hun onderbewustzijn, zodat de vijand van achteren kan aanvallen en dan door de kracht van zijn eigen aanval twee meter weggeslingerd wordt, terwijl de meester dit nauwelijks opmerkt. Zo iemand heeft geen moeite
met een echt gevecht. De gewone speler, die deze vaardigheid niet bezit, zal ondervinden, dat de oefening van het duwen met de handen de gevoeligheid van zijn zintuigen verscherpt en hem leert, dicht bij zijn tegenstander te vechten, zonder dat hij zijn vijand toestaat hem aan te raken.
Leerling: Chuang Tzu [399-295 v.C.] stelde dat een dronken man niet bezeerd kan worden omdat zijn ziel ongerept is. Zoeken wij niet juist deze bescherming bij T'ai-chi? Als Chuang-Tzu gelijk heeft, zou het dan niet gemakkelijker zijn om gewoon alcoholist te worden? Meester: Jezelf leeg maken betekent angst overwinnen. Dit is één van de belangrijkste doelstellingen van wu wei. Hierdoor werd een Taoïst in staat gesteld, om als hij moet sterven, een brandstapel te bouwen en rustig de vlammen in te lopen. [Hier vermeldde ik, dat dit vermogen om angst uit te schakelen niet alleen in China voorkwam. De levenslange discipline van de Japanse Samourai is erop gericht om goed te leren sterven, om niet te spreken van St. Lawrence, die toen hij levend werd geroosterd tegen zijn pijnigers zei: 'Draai me maar om, die kant is al gaar'. De meester nam hier met een glimlach kennis van en ging weer verder.]
Natuurlijk vallen de remmingen van een dronken man weg, zijn spierspanning is laag en zijn lichaam is ontspannen. Maar niet helemaal: een dronken man vindt altijd de weg naar huis. Een dronken man verliest zijn i [verstand] en is daarom aan de omstandigheden overgeleverd. Bij T'ai-chi daarentegen ontspannen we, maar bewaren een actieve waakzame geest.
Leerling: Waarom ging Yang Cheng-fu niet naar het Westen om met zijn vaardigheid geld te verdienen?
Meester: Een keer kwam een Chinese dokter uit de Verenigde Staten van Amerika terug naar Kanton en smeekte Yang om met hem mee terug te gaan. Ze zouden beiden een groot vermogen kunnen vergaren. Yang weigerde. Noch het Westen, noch het geld konden hem verlokken. Hij ging zo op in zijn omgeving dat hij geen verandering wenste.